Loonbeslag: werkgever verplicht om medewerking te verlenen aan de deurwaarder?

In dit nieuwsbericht een immer actueel onderwerp als het gaat om de werkzaamheden van een

Lees verder >

In dit nieuwsbericht een immer actueel onderwerp als het gaat om de werkzaamheden van een gerechtsdeurwaarder: loonbeslagen. Dit artikel gaat in op de vraag of een werkgever aan de deurwaarder mag vragen om het vonnis om te bewijzen dat hij gerechtigd is om beslag te leggen. De kantonrechter in Utrecht heeft daarover verleden maand uitspraak gedaan.

Als een deurwaarder beslag wil leggen op het inkomen van een debiteur, wil hij weten of dat zinvol is. Om dat te weten te komen kan hij bij de werkgever informeren. De werkgever is in een dergelijk geval verplicht medewerking te verlenen (art 475g lid 3 Rv). Mogelijkheden om informatie over een debiteur te verkrijgen zijn de laatste jaren toegenomen. Desondanks is de informatie van de werkgever in vele gevallen nog steeds van groot belang, namelijk voor de afweging die de gerechtsdeurwaarder moet maken betreffende het loonbeslag.

Vanzelfsprekend heeft de gerechtsdeurwaarder zich ook aan wet- en regelgeving te houden en dat betekent dat de deurwaarder rekening moet houden met de privacy van de debiteur, ook bij de executie van een vonnis. Bij het leggen van een loonbeslag moet de deurwaarder op grond van een wettelijk voorschrift echter wel een aantal persoonsgegevens delen met de werkgever. Bovendien overhandigt de deurwaarder bij het daadwerkelijk leggen van een loonbeslag de werkgever een afschrift van het vonnis, waarin de debiteur dan door de rechter is veroordeeld tot betaling van een geldbedrag. Dit kan voor de werkgever een onaangename verrassing zijn. Zo zijn er sommige organisaties die loonbeslagen zien als een (integriteits)risico, wat zelfs kan leiden tot een beëindiging van het dienstverband van de debiteur.

Hoe komt de gerechtsdeurwaarder bij de werkgever uit?

Tegenwoordig heeft de gerechtsdeurwaarder inzage bij het UWV, waarmee het een stuk gemakkelijker is geworden om te achterhalen waar iemand werkzaam is. De deurwaarder kan namelijk gegevens bij het UWV inzien als er een dienstverband is. Enkel het weten wie de werkgever is, is echter niet voldoende. De gerechtsdeurwaarder wil namelijk ook weten wat onder het beslag gaat vallen en of er al andere beslagleggers zijn. Dat laatste kan de deurwaarder sinds 1 januari 2016 ook in het digitaal beslagregister (DBR) zien. Als men de eerste beslaglegger is, ontbreekt de historie en is men op de werkgever aangewezen. De deurwaarder zal de werkgever inlichtingen vragen en in art. 475G lid 3 Rv is vastgelegd dat de werkgever verplicht is op vragen van deze aard antwoord te geven.

In de uitspraak waarnaar hierboven al werd verwezen, weigerde de derde informatie te verstrekken aan de deurwaarder:

“2.3. De Volksbank wilde alleen informatie verstrekken als zij voorafgaand aan de hand van de eerste en laatste pagina van het vonnis zou kunnen verifiëren of tegen [A] inderdaad een veroordelend vonnis is uitgesproken”

De gerechtsdeurwaarder weigerde, de derde hield vast aan haar standpunt en de deurwaarder besloot desondanks beslag te leggen. Het beslag trof geen doel: het inkomen van de debiteur in kwestie lag namelijk ruimschoots beneden de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft daarop de derde in rechte betrokken, omdat zij volgens de deurwaarder niet voldeed aan een wettelijke verplichting. In dit geval zijn volgens de deurwaarder door dit nalaten ook nodeloze kosten ontstaan.

Oordeel van de kantonrechter

In zijn oordeel was de kantonrechter in Utrecht duidelijk:

“3.4. Met Hoist Finance (eiseres, red.) is de kantonrechter van oordeel dat uit niets blijkt dat de wetgever aan de derde de bevoegdheid heeft willen geven om te controleren of de deurwaarder bevoegd is tot het doen van het verzoek als bedoeld in artikel 475g lid 3 Rv. Dat zou ook niet stroken met de eenvoud en doelmatigheid waarmee dit instrument moet kunnen worden gehanteerd. Vanzelfsprekend mag de derde om nadere toelichting vragen, maar dat betekent nog niet dat zij geen informatie hoeft te verstrekken als zij die toelichting niet verkrijgt. De formulering “Een ieder is verplicht hierop desgevraagd schriftelijk te antwoorden.” wijst op een onvoorwaardelijke verplichting. Deze verplichting richt zich bovendien niet alleen tot relatief grote organisaties als financiële instellingen, maar tot iedereen, onder meer werkgevers en alimentatieplichtigen. In de regel zal niet van derden kunnen worden verwacht dat zij nagaan of de deurwaarder “gerechtigd” is tot het leggen van beslag. Het ligt ook geenszins voor de hand dat deze een (gedeeltelijk) afschrift van het vonnis verkrijgen.

Vervolgens heeft de kantonrechter overwogen dat de AVG geen bovenwettelijke bepalingen inhoudt die art. 475G Rv doorkruisen. Verstrekking van een kopie van de titel zou zelfs tegen de AVG ingaan, omdat het immers om verwerking van persoonsgegevens gaat.

“3.12. Verder is van belang dat, zoals Hoist Finance terecht aanvoert, een verstrekking van een (gedeeltelijk) afschrift van de executoriale titel verwerking van persoonsgegevens door de deurwaarder behelst. Die verwerking moet op haar beurt ook aan de in de AVG gestelde eisen voldoen. Gelet op het in artikel 5 lid 1 onder c AVG geformuleerde beginsel van minimale gegevensverwerking ligt het juist voor de hand dat de deurwaarder niet een (gedeeltelijk) afschrift verstrekt. Daaraan doet niet af dat de deurwaarder het (gedeeltelijk) afschrift kan anonimiseren. Dat is juist, maar dit strookt niet met de bedoeling van de wetgever om een eenvoudig en doelmatig instrument te creëren (zie hiervoor 3.3).”

De uitspraak bevat uiteindelijk een veroordeling van de derde in de kosten van het vergeefse beslag en de proceskosten. Met de uitspraak bevestigt de kantonrechter dat een derde geen reden heeft om te twijfelen aan de bevoegdheid van de deurwaarder als deze bij hem informeert naar een dienstverband.

Al eerder verscheen in onze nieuwsrubriek een artikel over de precieze betekenis en werking van een loonbeslag. Om dat bericht te lezen, klikt u hier.

 

Lees minder <

KBvG lanceert tool: www.schuldenwijzer.nl

De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) heeft een online tool gelanceerd. De website, schuldenwijzer.nl, beoogt

Lees verder >

De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) heeft een online tool gelanceerd. De website, schuldenwijzer.nl, beoogt burgers met schulden beter te beschermen.

Ongeveer 1,4 miljoen Nederlandse huishoudens hebben (een risico op) problematische schulden. Schulden worden op veel verschillende plaatsen geregistreerd. Zo worden ze bijgehouden door 170 gerechtsdeurwaarderskantoren en door verschillende (semi)overheidsinstanties. Voor burgers en (hun) schuldhulpverleners wordt het daardoor lastig en tijdrovend om een volledig en overzichtelijk beeld te krijgen van alle schulden. De versnipperde informatievoorziening kent eigenlijk alleen nadelen.

Met de Schuldenwijzer wordt de informatievoorziening aanmerkelijk verbeterd. De online tool biedt burgers gemakkelijk en beveiligd inzicht in hun schuldenpositie. Op die manier worden burgers niet alleen beter beschermd tegen de opstapeling van kosten, maar wordt ook een structurele oplossing geboden om de schuldenproblematiek te beheersen. De burger kan met één klik schuldhulpverlening aanvragen.

De website is een uitbreiding op het Digitaal Beslagregister (het DBR). Schuldenwijzer.nl geeft voorlopig alleen inzicht in alle door gerechtsdeurwaarders gelegde derdenbeslagen. Burgers kunnen hun gegevens inzien met hun DigiD-account. Verwacht wordt dat de gegevens van alle gerechtsdeurwaarderskantoren inzichtelijk zijn vanaf het voorjaar van 2020. Ook schuldhulpverleners kunnen dan, onder voorwaarden, inzicht krijgen in de schulden van hun cliënten.

 

Lees minder <

Eerste AVG-schadevergoeding toegekend

De gemeente Deventer moet € 500,00 betalen aan een man, omdat de gemeente zijn naam

Lees verder >

De gemeente Deventer moet € 500,00 betalen aan een man, omdat de gemeente zijn naam en woonplaats aan tientallen andere overheden heeft doorgegeven per e-mail. Voor zover bekend is dit de eerste zaak waarbij een schadevergoeding is toegekend op grond van de AVG. 

Uit een vonnis van de rechtbank Overijssel blijkt dat de gemeente Deventer een schadevergoeding van € 500,00 moet betalen aan de eiser in de zaak. Hij verzocht verschillende overheidsinstanties om informatie op basis van de Wet openbaarheid bestuur. Een aantal gemeenten wisselde kennis uit over hoe om te springen met de verzoeken van de man. De gemeente Deventer heeft een e-mail gestuurd aan veertig tot vijftig andere overheden. Hierin deelde zij aan de ontvangers van de e-mail mede dat ze een Wob-verzoek van de man had ontvangen. Daarbij werd vermeld hoe het verzoek van de man is afgehandeld, maar ook werden zijn naam en adres doorgestuurd. Volgens de rechter was door verspreiding van de persoonsgegevens sprake van een schending van de privacy van de eiser. Dit kon volgens de rechter niet door de beugel, waarop werd geoordeeld dat een schadevergoeding van € 500,00 billijk is.

Wilt u het vonnis lezen? Klik dan hier.

Lees minder <

Auto van de zaak? Wie betaalt de reparatie?

De werknemer of toch de werkgever? De kantonrechter in Utrecht heeft op 13 mei 2019

Lees verder >

De werknemer of toch de werkgever? De kantonrechter in Utrecht heeft op 13 mei 2019 uitspraak gedaan in een zaak tussen de ANWB en een particulier. De auto die de particulier (hierna: werknemer) reed was van zijn werkgever en behoefde reparatie. Wie is dan gehouden de factuur voor de hulp van de ANWB te betalen?

Wat gebeurde er in onderhavige zaak?

De werknemer heeft op een gegeven dag de ANWB gebeld omdat de auto waarin hij reed gerepareerd moest worden. Het betrof een auto van de zaak. De auto was namelijk eigendom van zijn werkgever, een besloten vennootschap. De factuur voor de reparatie is onbetaald gebleven: de werknemer noch zijn werkgever heeft betaald voor de reparatie. De ANWB heeft de werknemer vervolgens in rechte betrokken, omdat zij meent dat de werknemer de opdracht heeft gegeven voor de reparatie en dus moet betalen. De werknemer was echter van oordeel dat zijn werkgever gehouden was de factuur te betalen en niet hijzelf.

Oordeel van de rechter

De ANWB heeft de werknemer geholpen met de auto waarin hij op dat moment reed. Het standpunt van de ANWB wordt door de rechter overgenomen: doordat de werknemer de ANWB heeft ingeschakeld, heeft de ANWB met die werknemer een overeenkomst van opdracht gesloten voor de reparatie. Dat impliceert dat de ANWB de werknemer vervolgens mag aanspreken op betaling van de factuur. Van belang is daarbij dat de ANWB niet weet wie de eigenaar van de auto is en misschien nog belangrijker: of die eigenaar instemt met de opdracht.

Dit zou anders kunnen zijn geweest als de werknemer duidelijk had gemaakt dat hij de opdracht gaf namens zijn werkgever. Dan is wel van belang dat de voorwaarde geldt dat de ANWB erop mag vertrouwen dat de werknemer ook toestemming heeft van zijn werkgever. Immers: mensen kunnen niet zomaar overeenkomsten sluiten en de rekening naar een ander laten sturen.

Oplossing voor de praktijk

De rechter heeft geoordeeld dat de werknemer gehouden is de reparatie van de auto te betalen, omdat de ANWB met hem een overeenkomst heeft gesloten. De werknemer had, in overleg met zijn werkgever, aan de ANWB duidelijk kunnen maken dat de werkgever opdrachtgever was voor de reparatie, waardoor de factuur van de ANWB direct bij zijn werkgever terecht zou komen. Een andere, misschien veel simpelere, oplossing is dat de werkgever (mits akkoord) de aan zijn werknemer geadresseerde factuur op eigen initiatief betaalt. Dit had een gang naar de rechter bespaard. Bovendien had deze oplossing waarschijnlijk hetzelfde gevolg, namelijk dat de werkgever betaalt voor het aan de auto verrichte onderhoud. Veelvoorkomend is namelijk ook dat de werknemer de factuur eerst voldoet en deze ter declaratie indient bij zijn werkgever, wat hetzelfde resultaat oplevert.

Hoe het ook geregeld wordt: de factuur moet worden betaald. Dat had de werknemer in onderhavige zaak ten onrechte niet gedaan en daarom heeft de kantonrechter geoordeeld dat hij de factuur alsnog moet voldoen. Door de rechtsgang wordt dat bedrag nu wel vermeerderd met (onder meer) de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.

Benieuwd naar de hele uitspraak? Klik hier.

Lees minder <

Uitspraak: ‘Welke algemene voorwaarden zijn van toepassing?’

In een uitspraak van 1 mei 2019 heeft Rechtbank Rotterdam zich uitgelaten over algemene voorwaarden.

Lees verder >

In een uitspraak van 1 mei 2019 heeft Rechtbank Rotterdam zich uitgelaten over algemene voorwaarden. Het gaat in de uitspraak om de ‘battle of forms’, waarbij twee partijen stellen dat hun eigen algemene voorwaarden van toepassing zijn. 

Kern van het geschil

Partijen hebben een conflict over de vraag welke algemene voorwaarden van toepassing zijn op de tussen hun gesloten overeenkomst. In de uitspraak overweegt de rechtbank dat (rechtsoverweging 3.3) ‘op grond van artikel 6:225 lid 3 BW, indien aanbod en aanvaarding naar verschillende algemene voorwaarden verijzen, aan de tweede verwijzing geen werking toe komt, wanneer daarbij niet tevens de toepasselijkheid van de in de eerste verwijzing aangegeven algemene voorwaarden uitdrukkelijk van de hand wordt gewezen.’

Betekenis voor de praktijk

In de praktijk betekent dit dat de algemene voorwaarden van de contractpartij die haar algemene voorwaarden als eerst kenbaar heeft gemaakt van toepassing zijn op de overeenkomst. Dat geldt zeker wanneer die algemene voorwaarden niet door de andere contractpartij worden betwist. Dit betekent dat wanneer de ene contractpartij een offerte (aanbod) verstuurt aan de andere contractpartij en daarbij haar algemene voorwaarden mee stuurt of daarnaar verwijst (en voldoende kenbaar maakt), de algemene voorwaarden van de partij die de offerte heeft opgesteld toepasselijk zijn. Dat kan veranderen wanneer de aanvaardende contractpartij die toepasselijkheid duidelijk betwist en kenbaar maakt toepasselijkheid van haar eigen algemene voorwaarden te willen bedingen.

Oordeel in de zaak

In onderhavige zaak heeft de aanvaardende contractpartij de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van de andere contractpartij niet (duidelijk) betwist. Hierdoor komt geen werking toe aan haar eigen algemene voorwaarden, maar enkel aan de algemene voorwaarden die door de aanbiedende contractpartij aan haar kenbaar waren gemaakt. Er is niet gesteld dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bevestigd is welke algemene voorwaarden van toepassing zouden zijn. Hierdoor komt op grond van artikel 6:225 lid 3 BW geen werking toe aan de ’tweede verwijzing’ (de door de aanvaardende contractpartij aangebrachte algemene voorwaarden).

Bent u benieuwd naar de gehele uitspraak? Klik dan hier.

Lees minder <

Let op! E-mail en sms-oplichting

De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) waarschuwt voor nep-berichten van oplichters die zich voordoen als

Lees verder >

De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) waarschuwt voor nep-berichten van oplichters die zich voordoen als gerechtsdeurwaarder. De oplichters versturen nagemaakte aanmaningen en dagvaardingen. Daarmee proberen ze mensen niet bestaande schulden te laten betalen. Tips van de KBvG om nep-berichten te herkennen, vindt u hieronder.

In een persbericht van 17 mei jl. heeft de KBvG burgers gewaarschuwd voor e-mails, sms-berichten en Whatsapp-berichten van oplichters. Geprobeerd wordt burgers onder druk te zetten met (elkaar snel opvolgende) berichten. In de berichten wordt onder meer gedreigd met een dagvaarding, maar ook met beslaglegging op bankrekeningen en het blokkeren van het e-mailadres. De afzender lijkt een deurwaarderskantoor te zijn, maar is dat niet.

Checklist en tips
Om u te helpen om malafide praktijken te herkennen, heeft de KBvG een ‘checklist’ opgesteld. Hiermee kunt u nagaan of de berichten die u heeft ontvangen echt of nep zijn. De checklist is hier te downloaden.

De drie belangrijkste tips die de KBvG heeft, zijn:

  • Betaal alleen rekeningen van leveranciers die u herkent en die kloppen;
  • Check de e-mail met de e-mailwijzer in de checklist;
  • Check of de afzender een echt deurwaarderskantoor is.

Dit laatste kunt u doen door het Register Gerechtsdeurwaarders te raadplegen. Hierin kan worden gezocht op zowel individuele deurwaarders als deurwaarderskantoren.

Uitzending ‘Meldpunt’ van omroep MAX
Op vrijdagavond 17 mei jl. is in het programma Meldpunt van omroep MAX aandacht besteed aan de oplichtingspraktijken. Deze uitzending kunt u terugkijken via deze link.

Lees minder <

Wie moet gedagvaard worden?

In ECLI:NL:RBAMS:2019:1865 werd ontbinding van een huurovereenkomst gevorderd door eiseres. De grondslag van de vordering

Lees verder >

In ECLI:NL:RBAMS:2019:1865 werd ontbinding van een huurovereenkomst gevorderd door eiseres. De grondslag van de vordering was overlast. Gedaagde, de huurder, stond onder bewind en dat was bekend bij de verhuurster. Desondanks heeft de verhuurster de huurder gedagvaard en niet zijn bewindvoerder. Gedaagde voerde in verweer aan dat de bewindvoerder in rechte betrokken had moeten worden. 

Wat houdt ‘onder bewind staan’ in?

Tijdens het bewind komt het beheer en de beschikking over de goederen die onder bewind staan toe aan de bewindvoerder (art. 1:438 BW). De bewindvoerder vertegenwoordigt bij de vervulling van zijn taak als bewindvoerder de rechthebbende tijdens het bewind in en buiten rechte (art. 1:441 lid 1 BW). Dit betekent dat in een procedure waarin een onder bewind gesteld goed onderwerp van geschil is, de bewindvoerder in rechte moet worden betrokken en niet de rechthebbende.

De uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten zijn goederen in de zin van artikel 1:431 lid 1 BW (HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525). Een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde kan derhalve gevolgen hebben voor de rechten die uit de huurovereenkomst voortvloeien. Omdat die rechten onder de goederen vallen die onder bewind zijn gesteld, treedt de bewindvoerder ten behoeve van de rechthebbende op als formele procespartij in een procedure betreffende een door de verhuurder gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.

Onderwerp van geschil

Het betoog van verhuurster dat het in dit geval niet om huurachterstand gaat maar om het veroorzaken van overlast en dat daarom gedaagde in rechte moet worden betrokken wordt gelet op het voorgaande niet gevolgd. Het gaat er immers om dat de vordering tot ontbinding gevolgen kan hebben voor de rechten die uit de huurovereenkomst voortvloeien. En omdat die rechten goederen zijn die onder het bewind vallen, dient de bewindvoerder als formele procespartij in rechte te worden betrokken.

Uitzondering?

Hetgeen hiervoor is overwogen is alleen anders als verhuurster niet met het bewind bekend was of behoorde te zijn, maar daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.

Conclusie

Omdat huurder is gedagvaard, is verhuurster in onderhavige zaak niet ontvankelijk verklaard in haar vordering. Daarbij merkt de kantonrechter nog op dat de betekening van een dagvaarding aan het adres van zowel de rechthebbende als de bewindvoerder, waarin enkel de rechthebbende gedaagde is, geen verplichting voor de bewindvoerder meebrengt om in rechte te verschijnen.

Lees minder <

Verweer in dupliek en verweer in conclusie van antwoord

In ECLI:NL:RBROT:2019:2227 heeft de kantonrechter in Rotterdam geoordeeld dat het verweer in dupliek zeer verschilde

Lees verder >

In ECLI:NL:RBROT:2019:2227 heeft de kantonrechter in Rotterdam geoordeeld dat het verweer in dupliek zeer verschilde van het verweer in de conclusie van antwoord. Dit verschil moet consequenties hebben volgens de kantonrechter.

Artikel 128 lid 3 Rv bepaalt dat verweer tegen een vordering in één keer naar voren gebracht moet worden en dat dat in de conclusie van antwoord dient te gebeuren. Het verweer dat pas voor het eerst in de conclusie van dupliek naar voren wordt gebracht wordt daarom buiten beschouwing gelaten.

Lees minder <

Wat is de waarde van een stadionverbod?

Bij de kantonrechter te Utrecht diende in september 2018 een vordering tot opheffing of schorsing

Lees verder >

Bij de kantonrechter te Utrecht diende in september 2018 een vordering tot opheffing of schorsing van een stadionverbod. Het ging daarbij om een vordering van onbepaalde waarde. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd, omdat hij geen duidelijke aanknopingspunten had dat de vordering een hogere waarde dan € 25.000,00 vertegenwoordigde. 

Competentie kantonrechter

In onderhavige zaak was het de vraag of de kantonrechter bevoegd was om een voorziening te geven. Om dat te bepalen was eerst van belang of de kantonrechter bevoegd is om het geschil tussen de eiser en de KNVB als bodemrechtter te beslissen. Het ging in casu om een vordering tot opheffing dan wel schorsing van een stadionverbod. Die vordering moet, volgens de kantonrechter, gekwalificeerd worden als vordering van onbepaalde waarde. Partijen waren het daar overigens ook over eens.

Vordering van onbepaalde waarde

In beginsel worden vorderingen van onbepaalde waarde niet door de kantonrechter behandeld. De kantonrechter buigt zich wel over een dergelijke vordering als er duidelijke aanwijzingen bestaan dat een vordering van onbepaalde waarde geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00 (zie ook artikel 93 aanhef en onder b Rv). Eiser stelde dat er duidelijke aanwijzingen in deze zaak aanwezig zijn om tot de conclusie te komen dat de vordering niet meer dan € 25.000,00 bedraagt. Hij heeft namelijk de waarde van de vordering berekend op € 5.500,00. De KNVB stelde zich op het standpunt dat er geen sprake is van duidelijke aanwijzingen dat de vordering een waarde heeft van minder dan € 25.000,00.

Waarde stadionverbod?

Eiser heeft berekend hoeveel wedstrijden PSV, de voetbalclub waarvan hij supporter is, zal spelen in de periode waarin zijn stadionverbod geldt. Vervolgens heeft hij de waarde van het stadionverbod berekend door het aantal wedstrijden van PSV te vermenigvuldigen met de prijs van een toegangskaart. Met die berekening miskent eiser dat het stadionverbod dat door de KNVB is opgelegd geldt voor alle wedstrijden in binnen- en buitenland, waaraan een Nederlands betaald voetbalorganisatie of een vertegenwoordigend elftal van de KNVB zal deelnemen. De KNVB stelt voorts dat niet per definitie de prijs van een toegangskaartje gelijk is aan de waarde van het bijwonen van een wedstrijd, omdat sommige supporters wedstrijden ‘voor geen goud willen missen’.

Overige omstandigheden

De KNVB had, ter voorkoming en verdubbeling van de periode waarin het stadionverbod geldig is, eiser gemaand tot het verstrekken van een recente pasfoto. Op die manier kan controle van het verbod bij de verschillende clubs vergemakkelijkt worden. Eiser heeft de pasfoto niet verstrekt.

De kantonrechter heeft niet kunnen oordelen dat er duidelijke aanknopingspunten zijn dat de vordering in ieder geval geen hogere waarde dan € 25.000,00 vertegenwoordigt. De kantonrechter heeft daarom geoordeelddat alleen de voorzieningenrechter bevoegd is om over de gevraagde voorziening te oordelen.

Gehele uitspraak lezen? Klik hier.

Lees minder <

Start nieuwe ’tussenprocedure’ bij de rechtbank

Het team Handel van de Rechtbank Amsterdam start in juni van dit jaar met een

Lees verder >

Het team Handel van de Rechtbank Amsterdam start in juni van dit jaar met een nieuwe procedure. Deze procedure is een tussenvorm tussen het kort geding en de traditionele bodemprocedure: langer dan het kort geding, korter dan de bodemprocedure.

Bodemzaken die geen uitgebreide getuigenverhoren of deskundigen-onderzoek vereisen zijn geschikt om te behandelen via de nieuwe procedure. De nieuwe procedure komt grotendeels overeen met de werkwijze van een kort geding. De verkorte procedure is alleen te voeren als beide partijen het daar over eens zijn. Anders dan bij het kort geding is spoedeisendheid geen voorwaarde. Het betreft een variant van de bodemzaak. Dat betekent dat er niet alleen veroordelende, maar ook constitutieve en declaratoire beslissingen kunnen worden gegeven.

Kortere wachttijd

Na ontvangst van de dagvaarding wordt de zaak zo snel mogelijk ingepland op een zitting. Eventueel verweer tegen de vordering dient uiterlijk veertien dagen vóór de zitting in het bezit te zijn van de rechtbank én de eisende partij.

Afdoeningswijzen

Men streeft naar een schikking op zitting. Mocht dat niet gebeuren, dan streeft de rechtbank ernaar om mondeling uitspraak te doen. Als dat niet kan, dan wordt binnen maximaal vier weken een schriftelijk bodemvonnis gewezen.

Oorspronkelijk artikel lezen? Klik hier.

Lees minder <