Manifest ‘Eerlijke Griffierechten’ voor mkb

De Vereniging van Incasso- en procesrechtadvocaten (VIA) en een aantal andere organisaties vragen de Tweede

Lees verder >

De Vereniging van Incasso- en procesrechtadvocaten (VIA) en een aantal andere organisaties vragen de Tweede Kamer in een manifest het griffierecht voor kleinere handelszaken grondig te verlagen. Volgens hen is het huidige hoge griffierecht funest voor het midden- en kleinbedrijf (MKB).

Manifest

Het manifest ‘Eerlijke Griffierechten’ richt zich op handelszaken met een financieel belang tussen de 500 en 5000 euro. Het griffierecht voor dit soort zaken is de afgelopen jaren gestegen naar 470 euro. ‘De wijziging van het stelsel heeft ertoe geleid dat MKB’ers steeds vaker, vanwege het kostenrisico, moeten afzien van een rechtsgang’, aldus het manifest.

Ondertekenaars zijn het Verbond van Creditmanagement Bedrijven (VCMB), de Vereniging voor Credit Management (VVCM), de Nederlandse Belangenvereniging Gerechtsdeurwaarders en de VIA, een specialisatievereniging in de advocatuur. De organisaties willen dus dat de politiek het griffierecht voor kleinere handelszaken terugbrengt naar 117 euro.

Hoge drempel

‘Als ik met een klant praat over een vordering van 600 euro, maar hij moet eerst 470 euro griffierechten betalen om te kunnen procederen, dan kiest hij ervoor die vordering af te boeken’, zegt Bart van Onna namens de VIA. ‘De wanbetaler komt ermee weg.’ Het manifest ‘Eerlijke Griffierechten’ wijst erop dat het aantal afgeboekte facturen tussen 2013 en 2015 is gestegen van 50.000 naar 130.000.

‘Voor veel MKB’ers is de drempel voor de rechtspraak te hoog geworden’, zegt Van Onna. Zeker nu griffierechten reeds bij de aanvang van een procedure voldaan moet zijn.

Vorige week pleitte voorzitter Frits Bakker van de Raad voor de rechtspraak al voor lagere griffierechten in incassozaken. Bakker reageerde op de opkomst van commerciële digitale arbitrage, die aantrekkelijker wordt als gevolg van de hoge griffierechten. Zorgverzekeraars leggen betalingsconflicten met cliënten voor aan e-Court, maar er zijn twijfels over de transparantie en onafhankelijkheid van deze arbitragevorm. De SP heeft daarover inmiddels Kamervragen over gesteld aan minister Dekker van Rechtsbescherming.

Lees minder <

Twitter veroordeeld tot verwijdering bepaalde berichten

Twitter is – in een verstekprocedure – veroordeeld om bepaalde uitingen te verwijderen van haar

Lees verder >

Twitter is – in een verstekprocedure – veroordeeld om bepaalde uitingen te verwijderen van haar dienst. Er zijn door de rechter dwangsommen van € 10.000,– per dag toegewezen, met een maximum van € 200.000,-.

Het vonnis vermeldt niet welke uitingen de rechter onrechtmatig vindt. Wel wordt Twitter veroordeeld “om binnen drie (3) dagen na heden en na toezending van dit vonnis per e-mail naar het adres [e-mail adres] de uitingen over eisers, zoals nader omschreven in het lichaam van de dagvaarding” te verwijderen. Het vonnis noemt expliciet de URL’s waarop de berichten te vinden zijn, en de account waaronder de berichten zijn geplaatst. Eenzelfde soort veroordeling geldt voor WordPress, waarop kennelijk op een blog dezelfde soort onrechtmatige uitingen zijn gedaan.

Afgifte NAW-gegevens

WordPress en Twitter moeten ook binnen vijf dagen de volgende gegeven afgeven:

  • de IP adressen die gebruikt zijn bij het aanmaken van de webpagina en de twitteraccounts en/of bij het inloggen inclusief tijdstip waarop de desbetreffende adressen zijn gebruikt voor het uploaden en/of inloggen;
  • namen en (e-mail) adressen gebruikt bij het aanmelden/inschrijven voor de diensten van WordPress en Twitter;

Voor Twitter geldt dat gegevens moeten worden verstrekt van de persoon/personen die eigenaar zijn van het twitteraccount gebruikt voor de uitingen. WordPress en Twitter werden ook hoofdelijk veroordeeld tot betaling in de kosten van dit geding.

Analyse

Bij lezing van het vonnis valt Joost Becker, advocaat bij Dirkzwager Advocaten & Notarissen, op dat verstek wordt verleend (WordPress en Twitter worden dus veroordeeld!) zonder dat aan alle in de Betekeningsverordening vermelde formaliteiten is voldaan. Doorslaggevend is of ‘voldoende gewaarborgd’ is dat WordPress en Twitter op de hoogte zijn van de inhoud van de dagvaarding, en zij de mogelijkheid hebben gehad om daartegen behoorlijk verweer te voeren. Verder valt op dat het vonnis in gaat zonder dat het betekend hoeft te worden (na heden en na toezending van dit vonnis per e-mail ….). Dit is een pragmatische oplossing van de rechter.

Lees minder <

Advocaat moet ook bij afwezigheid e-mails lezen

Een Rotterdamse advocaat had sinds 2009 de financiële bijdrage aan de Nederlandse Orde van Advocaten

Lees verder >

Een Rotterdamse advocaat had sinds 2009 de financiële bijdrage aan de Nederlandse Orde van Advocaten niet tijdig en volledig voldaan en de vordering was opgelopen tot €9.335. Daarmee handelde hij tuchtrechtelijk verwijtbaar, waarop een dekenbezwaar volgde. De Raad van Discipline (ressort Den Haag) legde de maatregel van schrapping van het tableau op, en stuurde op 28 augustus 2017 een afschrift daarvan aan de advocaat, per aangetekende post.

De laatste dag waarop beroep kon worden ingesteld, was 27 september 2017. De aangetekende brief is op 15 september 2017 met de door PostNL geplaatste mededeling ‘Niet afgehaald’ retour ontvangen bij de griffie van de raad.

Op 22 september mailde de griffie aan de advocaat: “Op 28 augustus 2017 heb ik u een afschrift van de beslissing van de Raad van Discipline per aangetekende post toegezonden. Uit de bevestiging van PostNL van 15 september 2017 blijkt dat u de aangetekende brief niet hebt afgehaald. Bijgaand zend ik u nogmaals een afschrift van de beslissing van de raad, nu per e-mail.”

Op 5 oktober kwam de advocaat in actie: toen diende hij zijn beroepschrift per e-mail in en een dag later per post. Daarin stelde hij verbaasd te zijn over zijn schrapping. Hij beweerde geen afhaalbericht van de aangetekende brief van 28 augustus 2017 te hebben aangetroffen. De advocaat deed een beroep op een verschoonbare termijnoverschrijding nu hij binnen veertien dagen na kennisneming van de schrapping beroep daartegen heeft ingesteld.

Het Hof van Discipline veegt dat van tafel. Zelfs als de advocaat het aangetekende stuk niet heeft bereikt, dan nog heeft hij een aantal dagen vóór het aflopen van de beroepstermijn de beslissing per e-mail ontvangen. De advocaat hád dus op tijd beroep kunnen aantekenen. Dat hij net in die periode afwezig was en zijn e-mail niet heeft gelezen, komt voor eigen risico. Hij behoorde er als advocaat voor te zorgen dat zijn post tijdens enkele dagen afwezigheid wordt gelezen, door hemzelf of door een waarnemer. Omdat de advocaat dat heeft verwaarloosd, wordt zijn beroep niet-ontvankelijk verklaard, aldus het Hof van Discipline in haar uitspraak van 15 januari. De schrapping blijft in stand.

Lees minder <

Bijna 3000 rechtszaken doorverwezen naar mediator

Rechters en officieren van justitie hebben in 2017 de betrokkenen in 2977 rechtszaken naar een

Lees verder >

Rechters en officieren van justitie hebben in 2017 de betrokkenen in 2977 rechtszaken naar een mediator verwezen, om daar eerst met elkaar in gesprek te gaan. Dat gebeurde het vaakst in familiezaken (1668 keer) en in strafzaken (946 keer). Opvallend is dat in strafzaken het vaakst overeenstemming werd bereikt: in 76 procent van de zaken eindigde de mediation succesvol. In totaal (in alle rechtsgebieden) komen de partijen er in 60 procent van de mediationtrajecten samen uit.

Mediation naast rechtspraak

De rechter of officier die een zaak behandelt, kijkt eerst of een zaak zich leent voor mediation. Als dat zo is, kan hij een mediationvoorstel doen aan de partijen. Dat heeft tot doel partijen gezamenlijk tot een oplossing te laten komen, waar ze beiden achter staan.

Opvallende stijging strafrecht

In 2017 was een opvallende stijging te zien in het aantal strafzaken waarin de rechter of officier van justitie koos voor doorverwijzing naar de mediator. In 2016 waren het er nog 600, het jaar daarna 946: een toename van ruim 50 procent. Die stijging is een direct gevolg van de landelijke invoering van mediation in strafrecht. Na 3 jaar succesvol experimenteren bij 6 rechtbanken is het in 2017 bij alle rechtbanken en gerechtshoven mogelijk geworden om strafzaken aan de mediator voor te leggen. Op 21 december heeft de Tweede Kamer bij de stemming over de begrotingsbehandeling ervoor gezorgd dat daar ook dit jaar financiering voor komt.

Succescijfers strafrecht

Verdachten en slachtoffers bereiken ook vaker overeenstemming tijdens mediation dan mensen en organisaties die partij zijn in een civiele of bestuursrechtelijke zaak. Rechter Judith Uitermark denkt dat dit komt door de strenge selectie die voorafgaat aan het mediationtraject. ‘Van alle verwijzingen door het Openbaar Ministerie of de rechter gaat, na nader onderzoek door de mediationbureaus van de rechtbanken en hoven, uiteindelijk tweederde van de zaken door naar de mediator. Daar komen slachtoffer en verdachte met elkaar in gesprek. De hoge slaagcijfers laten zien dat verdachten en slachtoffers die besluiten deel te nemen aan mediation, een goed beeld hebben van wat ze kunnen verwachten.’

Minder familie en jeugd

Hoewel civiele familie- en jeugdzaken nog steeds meer dan de helft van de verwijzingen beslaan, is daar wel een daling te zien (1668 zaken in 2017 ten opzichte van 1909 in 2016). ‘Ik denk dat daarbij een rol speelt dat er sprake is van een algehele daling van het aantal familie- en jeugdzaken. Bij minder zaken zijn er minder verwijzingen. Ook zien we vaker dat mensen voorafgaand aan een rechtszaak al een vorm van bemiddeling geprobeerd hebben. Als die is mislukt, zien ze mediation tijdens de rechtszaak vaak niet meer zitten,’ aldus Uitermark.

Lees minder <

Uitspraak: aansprakelijkheid voor eigenaar huisdier

In een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam is een eigenaar van een hond veroordeeld tot

Lees verder >

In een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam is een eigenaar van een hond veroordeeld tot het betalen van een bedrag van ruim € 300.000,00 nadat de hond een vrouw had gebeten. De vrouw heeft door de beet ernstige verwondingen opgelopen. De eigenaar van de hond is aansprakelijk op grond van artikel 6:179 BW en de gevorderde schade is door hem niet betwist in de procedure.

Aansprakelijkheid op grond van 6:179 BW?

Uit artikel 6:179 BW volgt dat de bezitter van een dier aansprakelijk is voor door het dier aangerichte schade. Deze aansprakelijkheid geldt niet indien aansprakelijkheid zou hebben ontbroken als de eigenaar van het dier de gedraging van het dier waardoor de schade werd toegebracht, in zijn macht zou hebben gehad. Dit komt voor als een hond een inbreker aanvalt en een beroep op noodweer zou slagen, omdat de eigenaar van de hond controle had over het dier. Gedaagde heeft in deze zaak aangevoerd dat hij niet in staat was om de gedragingen van de hond te controleren. Dit betekent dat de aansprakelijkheid op grond van 6:179 BW in dit geval niet wordt uitgesloten.

Eigen schuld op grond van 6:101 BW?

Gedaagde heeft aangevoerd dat de schade mede is veroorzaakt door de eiseres zelf, omdat zij met een brillenkoker een stap zette richting de hond. Gedaagde stelt daarmee dat er sprake is van eigen schuld in de zin van 6:101 BW. Dit verweer gaat niet op, omdat deze gedraging niet afwijkt van het gedrag dat mensen normaal gesproken in de nabijheid van honden kunnen vertonen. Er wordt daarom geen (deel van de) schade aan de eiseres toegerekend. Gedaagde is daarom aansprakelijk voor de schade die zijn hond aan de eiseres heeft toegebracht.

Schadeposten

Eiseres heeft de schadeposten die niet door haar verzekeraar worden vergoed gevorderd. Gedaagde heeft niet betwist dat eiseres geen vergoeding heeft ontvangen van haar verzekeraar, waardoor vaststaat dat eiseres die vergoeding niet heeft ontvangen. De opgevoerde schadeposten en de gevorderde schadevergoeding zijn niet door gedaagde betwist.

Eiseres vordert een bedrag van bijna € 160.000,00 aan verlies aan arbeidsvermogen. Ze was werkzaam op een kantoor en is door het bijtincident arbeidsongeschikt geworden. Haar nettoverlies van arbeidsvermogen bedraagt €632,00 per maand, welke vermeerderd is met vakantiegeld en vermenigvuldigd is met het aantal jaren dat zij nog had kunnen werken tot ze de pensioengerechtigde leeftijd zou bereiken. Bovendien is rekening gehouden met een kapitalisatiefactor. Eiseres heeft het verlies aan arbeidsvermogen onvoldoende aannemelijk gemaakt. Gedaagde heeft de vordering niet betwist en is niet ter comparitie verschenen.

Naast de voornoemde schadepost heeft eiseres de schadepost huishoudelijke hulp (bijna € 145.000,00) en schade aan verlies zelfwerkzaamheid (bijna € 22.000,00) gevorderd. Ook deze posten zijn niet betwist. De rechtbank heeft de vorderingen daarom toegewezen.

Eiseres heeft ook een bedrag van bijna € 60.000,00 aan smartengeld gevorderd, omdat sprake is van ontsieringen op haar lichaam als gevolg van het bijtincident, die het gevolg zijn van zware verwondingen. Daarnaast heeft zij een meervoudig posttraumatisch stressyndroom (PTSS) opgelopen.

Bij begroting van nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechter dient rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, zoals de aard, ernst en gevolgen van het letsel. Ook wordt er gekeken naar de aard van de aansprakelijkheid, de mate van verwijtbaarheid en de in vergelijkbare situaties toegewezen bedragen. Gelet op deze laatste omstandigheid is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 40.000,00 passend is op deze schadepost.

Ook de bijkomende kosten die eiseres heeft opgevoerd zijn niet betwist. Kosten als reiskosten, parkeergeld en de eigen bijdrage van de zorgverzekering bedroegen in totaal bijna € 7.500,00. Ook deze bedragen zijn toegewezen door de rechtbank. Als de in het ongelijk gestelde partij is gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld.

Hele uitspraak lezen? Klik dan hier.

Lees minder <

‘Go’ voor digitaal procesdossier in strafzaken

Het gebruik van een digitaal procesdossier in strafzaken is in grote lijnen goedgekeurd door de

Lees verder >

Het gebruik van een digitaal procesdossier in strafzaken is in grote lijnen goedgekeurd door de Rechtbank Rotterdam. De rechtbank zet in zijn vonnis wel vraagtekens bij het systeem dat wordt gebruikt om gebruikte digitale handtekening te controleren. Bovendien vraagt de rechtbank zich af of de veiligheid van een digitale vingerafdruk voldoende gewaarborgd is.

Pilotproject Rechtbank Rotterdam & Openbaar Ministerie

Het digitaal procesdossier is opgestart als een pilotproject van de Rechtbank Rotterdam en het Openbaar Ministerie. In het eerdergenoemde vonnis draait het om een beschuldiging van huiselijk geweld, waarop vrijspraak volgde. De vrijspraak staat los van het gebruik van het digitaal procesdossier.

Solide basis

De rechtbank constateert in zijn vonnis dat er een solide wettelijke basis onder het digitaal procesdossier ligt. Verder oordeelt de rechtbank dat het voor de vraag of iemand wel of niet wordt geloofd, niet uitmaakt of zijn verklaring digitaal of op papier is opgenomen in het dossier.

Ongeschondenheid

Een andere vraag is of men erop kan vertrouwen dat een verklaring van een gehoorde persoon ook echt van die persoon afkomstig is. Bij een al dan niet originele verklaring op papier kan onderzoek worden gedaan naar de ongeschondenheid van het papier. Dat ligt heel anders bij een digitaal bestand. Men stelt dat het bij digitale stukken belangrijk is dat digitale ondertekening niet de enige waarborg kan of hoeft te zijn dat een verklaring ongeschonden de rechtbank bereikt. Ook andere factoren kunnen van belang zijn, zoals de manier waarop het digitale document zijn weg vindt naar de rechtbank.

Proces-verbaal

In de procesbeschrijving van de tablet-handtekening wordt voorgeschreven dat de identiteit van de ondertekenaar moet worden gecontroleerd. Volgens de rechtbank blijkt uit het proces-verbaal in deze zaak niet steeds of deze identiteitscontrole is uitgevoerd. Hoewel de regelgeving formeel niet eist dat deze controle geverbaliseerd wordt, noemt de rechtbank het wenselijk dat die identiteitscontrole wordt vermeld in het proces-verbaal.

Hashwaarden

Ook zet de rechtbank vraagtekens bij de zogeheten hashwaarden (een soort digitale vingerafdruk voor beveiliging van documenten). Uit de documentatie concludeert de rechtbank dat de berekende hashwaarde in het digitale dossier wordt opgeslagen. “Dit roept de vraag op of iemand die het digitale politiedossier kan aanpassen dan niet ook de opgeslagen hashwaarde kan aanpassen. Op die manier kan de aanpassing van het politiedossier digitaal onopgemerkt blijven. De aangeleverde documentatie gaat op dit punt niet in.”

Lees minder <

Herindeling gerechtelijke kaart geen doorslaand succes

De Wet herziening gerechtelijke kaart heeft nog niet gebracht wat men voor ogen had. Commissie

Lees verder >

De Wet herziening gerechtelijke kaart heeft nog niet gebracht wat men voor ogen had. Commissie Kummeling heeft haar onderzoek naar de kwaliteit van de wet gepresenteerd. Met deze wet werd het aantal rechtbanken in 2013 teruggebracht van 19 naar 11 en het aantal gerechtshoven van 5 naar 4. 

Toename aantal verstekzaken

Een punt van zorg is de toename van het aantal verstekzaken sinds de afname van de rechtbanken en gerechtshoven. Dit wil zeggen dat het aantal rechtszaken stijgt waarbij de gedaagde partij afwezig is. Vermoed wordt dat deze afname deels te wijten is aan de gemiddelde grotere reisafstand tot gerechtsgebouwen.

Lees minder <

Vereisten van de ingebrekestelling en uitzonderingen

De Hoge Raad heeft op 15 december 2017 een arrest gewezen waarin aan de orde

Lees verder >

De Hoge Raad heeft op 15 december 2017 een arrest gewezen waarin aan de orde komt wanneer een schuldeiser verplicht is een ingebrekestelling te sturen bij een gebrekkige nakoming. In sommige gevallen leiden het gedrag en de mededelingen van de schuldenaar er namelijk toe dat verzuim zonder ingebrekestelling intreedt. 

Vereisten ingebrekestelling

Verzuim van de schuldenaar treedt in de regel pas in nadat de schuldeiser de schuldenaar in gebreke heeft gesteld. Daarvoor gelden vier vereisten:

  1. een aanmaning;
  2. een duidelijke termijn waarbinnen moet worden gepresteerd;
  3. de termijn moet redelijk zijn;
  4. duidelijkheid over wat wordt gevorderd en op grond waarvan.

Uitzonderingen

Op deze vereisten gelden een aantal uitzonderingen. Twee daarvan zijn vastgelegd in artikel 6:82 lid 2 en 6:83 sub c BW.

Uitleg 6:82 lid 2 BW

Dit artikel voorziet in het geval dat uit de houding van de schuldenaar blijkt dat aanmaning en een termijnstelling zinloos zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om gevallen dat de schuldenaar stelt pas veel later tot nakoming verplicht te zijn, zijn aansprakelijkheid ontkent of op mededelingen van de schuldeiser in het geheel niet meer reageert. In dit soort gevallen kan de schuldeiser volstaan met een schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat de schuldenaar voor het niet nakomen aansprakelijk wordt gesteld.

Uitleg 6:83 sub c BW

Verzuim treedt zonder ingebrekestelling in wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze tekort zal schieten. In dit geval hoeft de schuldeiser geen ingebrekestelling te sturen.

De grens tussen deze twee bepalingen is vloeiend. Het gedrag van de schuldenaar kan niet goed in te delen zijn in een van de twee categorieën of kan passen bij alle twee de bepalingen. Welke bepaling uiteindelijk van toepassing is, kan tot winst of verlies leiden van de zaak. In het ene geval (6:82 lid 2 BW) is een ingebrekestelling nog wel vereist (zij het een afgeslankte variant). In het andere geval is de ingebrekestelling helemaal niet vereist (6:83 sub c BW).

Lees minder <

Griffierechten 2018 bekend

De griffierechten van 2018 zijn bekend. Klik hier voor een overzicht.

Lees verder >

De griffierechten van 2018 zijn bekend. Klik hier voor een overzicht.

Lees minder <

Grote stijging juridisch adviesbureaus sinds 2012

Sinds 2012 is het aantal juridische adviesbureaus bijna verdubbeld. Dit komt vooral omdat steeds meer

Lees verder >

Sinds 2012 is het aantal juridische adviesbureaus bijna verdubbeld. Dit komt vooral omdat steeds meer zzp’ers zich laten registeren als juridisch adviseur. Dat blijkt uit cijfers van de Kamer van Koophandel. 

Vijf jaar geleden waren er nog 1898 juridische adviesbureaus ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Nu zijn dat er 3723, een stijging van 96 procent. Volgens BNR, dat de cijfers bij de Kamer van Koophandel opvroeg, is de groei met name te danken aan het aantal juridisch adviseurs dat als zzp’er aan de slag ging. Prettig voor de klant, stelt BNR, omdat hun tarieven vaak lager liggen dan bij corporate law firms.

Vrijheid

Volgens BNR groeide het aantal zzp’ers dat als juridisch adviseur aan de slag ging met 1730 bedrijfjes in 2012 naar 4716 bedrijven nu. Op dit moment bestaat 91 procent van alle nieuwe juridische bedrijven uit een zzp’er. Het is vooral de vrijheid die je als zzp’er hebt die zorgt voor een forse groei, zo blijkt na rondvraag.

De juridische adviesbedrijfjes zijn lang niet allemaal even succesvol. Volgens de Kamer van Koophandel bestaat slechts 66 procent van de bedrijfjes die in 2012 zijn opgericht vandaag de dag nog steeds.

Lees minder <